Robbert van Heuven, voorzitter van de werkgroep Kunst, Cultuur en Media, beschrijft waarom het schrappen van kunstsubsidies meer kwaad dan goed doet.
De kogel is door de kerk. Er ligt een regeerakkoord. Daaruit blijkt dat er flink
geschrapt wordt op de cultuursubsidies, oplopend tot structureel 200 miljoen
euro in 2015. Op nieuwsites lopen de reactieboxjes alweer vol met allerhande
voorspelbare reacties als: Frans Bauer kan het ook zonder subsidie, kunst is
alleen voor rijken dus waarom betaal ik er aan mee en andere onzin. Zulke
opmerkingen noch de aangekondigde bezuinigingen zijn gebaseerd op
cijfermatige onderbouwing of op kennis van de sector. Natuurlijk moeten we
discussiëren over het waarom van kunstsubsidies, maar dan wel graag op basis
van feiten, in plaats van via de onderbuik, makkelijke oneliners of
symboolpolitiek. Daarom: de zes grootste drogredenen op een rij en waarom ze
onzin zijn.
Als we 18 miljard moeten bezuinigen, mag kunst en cultuur niet
buiten schot blijven.
In principe is dat een terechte opmerking. Als er heroverwegingen nodig zijn,
dan moeten alle opties open blijven. Maar dat moet je dan wel even in
perspectief zien. De optie van het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek is
door de onderhandelende partijen al vroeg in de onderhandelingen bij het
grofvuil gezet, terwijl die bezuinigingspost minstens 11 miljard op zou
leveren. In tegenstelling tot dat enorme bedrag geeft de Rijksoverheid per jaar
938 miljoen aan cultuur uit in de brede zin van het woord. Dat is ongeveer
€60,- per Nederlander per jaar en iets meer dan een half procent van de totale
uitgaven van de Rijksoverheid. Dat zet nou niet echt zoden aan de dijk. Zeker
niet als de uitgaven voor erfgoed en musea volgens het nieuwe kabinet buiten
schot moeten blijven. Daar gaat namelijk ruim 300 miljoen van die 900 naar
toe. Zo blijft er dus nog maar 600 miljoen over om te bezuinigen. Dan is de 18
miljard nog ver weg. Dan hebben we het nog niet over de gemeentes gehad, die
via het zogenaamde Gemeentefonds geld krijgen van de rijksoverheid. Daar
betalen zij onder andere 1 miljard aan cultuursubsidies mee. Daar zitten
toneelgezelschappen tussen, maar het meeste geld (65 %, dus 650 miljoen)
gaat naar de bibliotheek en de amateurkunsten (denk aan de muziekschool).
Volgens de PVV mogen we niet aan de bibliotheken komen, het CDA heeft zich
altijd een warm voorstander van amateurkunst beschouwd. Dat schiet dus ook
niet op. Zeker als je bedenkt dat er met het afschaffen van een complete sector
ook nog kosten zijn gemoeid. Het afschaffen van de subsidies levert de
staatskas niet meteen 600 miljoen op. Ten eerste levert de culturele sector in
de brede zin gewoon geld op. Volgens schattingen levert de creatieve industrie
de Nederlandse samenleving 16,9 miljard euro op. Die inkomsten raak je voor
een deel (niet de hele industrie is gesubsidieerd) kwijt. Ook op andere
manieren verliest de overheid inkomsten. Uit onderzoek blijkt dat steden
aantrekkelijker worden voor hoogopgeleide inwoners en bedrijven om zich te
vestigen als ze een hoogwaardig cultureel aanbod hebben. Ook de plaatselijke
horeca heeft baat bij de theater- of popmuziekbezoekers. Maar ook op andere
manieren kost het afschaffen van een complete sector geld. Er raken mensen
werkeloos die een uitkering nodig hebben en gebouwen komen leeg te staan.
Bedrijven die decors bouwen, flyers ontwerpen, lichtinstallaties verkopen om
zo wat te noemen raken opdrachten kwijt. Natuurlijk vallen er bij elke
bezuiniging slachtoffers, maar de balans tussen opbrengsten en kosten zijn als
het de kunsten aangaat buiten alle proportie. Door alle subsidies af te schaffen
win je een relatief klein bedrag, maar levert het tegelijkertijd allerlei kosten en
negatieve bijeffecten op. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de
kwaliteit van het culturele aanbod.
(bronnen: www.rijksbegroting.nl, www.rtlnieuws.nl, www.waaromcultuur.nl)
600 miljoen vind ik nog steeds veel geld. Daar kan heus wel wat af.
Zoals gezegd kun je er best over nadenken of je niet wat gezelschappen of
instellingen minder zou willen hebben. Maar heel veel levert dat niet op. Zeker
omdat dat geld over tientallen instellingen wordt verdeeld die met relatief
weinig geld veel werk verzetten. Zoals Berenschot onlangs aantoonde, hebben
culturele instellingen nauwelijks vet op de botten. Door het gebrek aan
middelen moeten ze nu vaak al hun uiterste best doen om met het huidige
budget hun wettelijke taken te verrichten. Vrijwel al het personeel binnen de
kunstensector is hoger opgeleid, maar werkt ver onder het salarisniveau dat
daar bij hoort (al zijn er altijd uitzonderingen). Zo verdient een artistiek leider
van een gezelschap volgens de CAO Theater per jaar ongeveer € 56.400,-. Daar
komt een corporatiedirecteur of een hoge ambtenaar zijn bed niet voor uit. Een
topactrice als Halina Reijn verdient rond de € 42.000,-. De rest van het
personeel zit daar nog ver onder. Overigens moeten theatergezelschappen die
geld krijgen van de overheid zich houden aan de (relatief dure) CAO Theater.
Het personeel bij sommige theaterproducenten in de vrije markt verdient nog
minder, zeker het technisch personeel. Als je dus, zoals de VVD wil, de helft
van het geld kort, kunnen instellingen niet meer dat doen waarvoor ze betaald
worden (namelijk hoogwaardige kunst produceren) of vallen ze simpelweg om.
Je kan bijvoorbeeld niet in die budgetten schrappen en vervolgens eisen dat ze
meer publiek moeten bereiken, zoals die partij voor zich ziet. Instellingen
hebben dan simpelweg geen geld meer voor een marketingafdeling. Om kort te
gaan: veel kan er bij individuele instellingen dus niet af, willen zij hun taken
goed uit kunnen voeren. Suggereren dat kunstenaars stinkend rijk worden van
de belastingcenten is ver bezijden de waarheid.
(bron: CAO Theater, www.kunsten92.nl)
Kunst steelt van de armen en geeft aan de rijken
Deze drogredenering komt vaak terug. Het suggereert ten eerste en ten
onrechte dat alleen rijke mensen gebruik maken van culturele instellingen.
Loop eens een keer rond in het Rijksmuseum of ga naar de Schouwburg en je
ziet dat dat niet waar is. Het is wel zo dat de meeste kunstliefhebbers hoog
opgeleid zijn. Maar dat betekent nog niet meteen dat ze ook rijk zijn. Denk aan
leraren of verplegend personeel. Dat zijn geen beroepen waarmee je een
fortuin verdient. Dat voor lager opgeleiden de drempel naar kunst hoog is, is
inderdaad een probleem. Maar die drempel is niet financieel. Een van de
redenen om kunst te subsidiëren is immers om het voor iedereen toegankelijk
te houden. Niet alleen voor de rijken. De Nederlandse kunst hoort voor en van
iedereen te zijn. Dus als je de kunstsubsidies af zou schaffen, dan zou kunst
inderdaad alleen nog maar voor rijke mensen zijn. En daar was je, getuige de
redenering, nu juist tegen. Die drempel bij het publiek dat nu nog niet bereikt
wordt, slecht je vooral door het (kunst)onderwijs op de basis- en middelbare
school te verbeteren en te investeren in een doorgaande culturele leerlijn. Niet
door de kunsten dan maar af te schaffen. Overigens maken zowel hoger- als
lageropgeleiden gebruik van de bibliotheek, van poppodia en van
amateurkunstinstellingen. Maar stel dat het wel waar zou zijn, dat er alleen
rijke mensen van kunst- en cultuurinstellingen gebruik zouden maken (wat
dus niet zo is), dan nog blijft bovenstaande een drogredenering. Want rijke
mensen betalen ook meer belasting, dus dragen ook meer bij aan de
kunstensubsidies dan mensen met een lager inkomen. De ‘Jan met de Pet’, die
volgens Wilders aan al die graaiende kunstenaars mee betaalt, is
verantwoordelijk voor slechts een vijfde van de Nederlandse belastingafdracht.
Ervan uitgaande dat Jan modaal of minder verdient. Daarbij, bovenstaande
drogredenering hoor je nooit als het gaat over de hypotheekrenteaftrek, waar
dat effect nog veel sterker is. Ook mensen met een laag inkomen in een sociale
huurwoning betalen mee aan die villa van drie miljoen, hoewel die villa geen
enkel algemeen belang dient. Terwijl je van je bijdrage aan kunstsubsidies nog
met zijn allen naar de schouwburg kan, zal die villa-eigenaar het minder
waarderen als wij gezamenlijk in zijn zwembad zouden komen liggen.
(Bron: Ministerie van Financiën)
Maar kunstinstellingen kunnen best meer geld zelf verdienen.
Dat is waar en daar zijn die instellingen al druk mee bezig. Van alleen maar je
handje ophouden bij de overheid is op geen enkele manier sprake. Van
instellingen die subsidie krijgen, wordt cultureel ondernemerschap verwacht.
Bijna twintig procent van hun inkomsten dienen uit eigen inkomsten te
bestaan. Verhogen van de toegangsprijzen is lastig, omdat dan de
toegankelijkheid in gevaar komt. En dus zoeken instellingen sponsors en
mecenassen en richten ze vriendengroepen op. Theaters en musea verhuren
hun zalen voor congressen en bruiloften. Ook worden nieuwe manieren
onderzocht om een breder publiek te bereiken. Daarin zijn al hele interessante
initiatieven en samenwerkingsverbanden gestart. 85% van de culturele
instellingen voldoen al aan de eigen inkomstennorm en vanaf 2013 moet dat
100% zijn. Om de eigen verdiencapaciteit te vergroten en instellingen te
stimuleren tot het verdienen van meer eigen geld werd de matchingsregeling in
het leven geroepen. Voor elke verdiende euro krijgt de instelling een bonus om
die investeringen van te betalen. Het nieuwe kabinet schaft die regeling echter
af en verhoogt de btw naar 19%. En schroeft wel de eisen voor het eigen
verdienvermogen op. Maar het kost tijd voordat dat wat oplevert en daar kwam
de economische crisis en nu dus een belastingverhoging nog eens over heen.
Fondsen drogen op en bedrijven zijn op dit moment minder geneigd om als
sponsor op te treden of om een congres te organiseren. Van instellingen mag
heus verwacht worden dat ze ook zelf een deel van hun inkomsten verdienen.
Maar om midden in een economische crisis subsidies weg te halen en de
belasting te verhogen met het argument dat je ook best sponsors moet kunnen
vinden, is merkwaardig.
(Bron: www.rijksbegroting.nl)
Waarom zou ik meebetalen aan iets wat ik niet gebruik?
In Nederland betalen we constant mee aan dingen waarvan we geen gebruik
maken. Dat heet het algemeen belang. Als jongere betaal je mee aan de
steunkousen en de luiers van bejaarden, als bewust kinderloze aan
kinderbijslag, als gereformeerd Christen aan abortussen en als sporthater aan
sportsubsidies. Over dat laatste gesproken: ook het betaalde voetbal wordt
gesteund met subsidiegeld. Niet alleen de stadions worden vaak door de
gemeentes betaald, maar nu blijkt dat de helft van de betaalde clubs in het
profvoetbal op omvallen staan, zullen gemeentes waarschijnlijk met miljoenen
bijspringen, zoals dat recent ook al een paar keer gebeurde. Als we in 2018 het
WK gaan organiseren kost dat de staatskas 1 miljard euro, waarvan maar de
vraag is of je dat er ook weer uithaalt. En daar betalen we allemaal aan mee, of
je nu van voetbal houdt of niet. Maar uiteindelijk zou iedereen natuurlijk van
kunst en cultuur moeten kunnen genieten. Ook de mensen die er tot nu toe
nog geen gebruik van maakten en daaraan wel mee betaalden. Dat bereik je,
zoals gezegd, vooral door kunstonderwijs op school. Niet door de toegang tot
kunst te beperken tot de rijkste Nederlanders. Toch heeft iedereen profijt van
culturele instellingen in zijn stad. Uit onderzoek blijkt dat een kwalitatief
cultureel aanbod een stad aantrekkelijker maakt als vestigingsplaats voor
bedrijven. (zie ook: Bij bezuinigingen mag kunst niet buiten schot blijven).
Ook stijgen de huizenprijzen en trekt het hoger opgeleiden en toeristen aan.
Daar profiteren uiteindelijk ook mensen van die niets met kunst hebben.
Mensen begrijpen dat prima. Uit onderzoek van KPMG bleek dat 87% van de
Amsterdammers trots was op het grote culturele aanbod van de
hoofdstad. Daarnaast leveren culturele activiteiten ook op andere manieren
economische spin off. Decors moeten gebouwd, koffie ingeschonken,
vrachtautootjes moeten van het ene naar het andere theater rijden of van
galerie naar kunstkoper, de ramen moeten gezeemd, de vloer gepoetst
enzovoort. Als je kijkt naar de amateurkunsten dan moeten al die schilders een
ezel en verf hebben, die danseres een danspakje en spitzen, die pianist een
piano en dat koor moet met de bus naar een uitvoering. Amateurkunstenaars
geven vaak meer geld uit aan hun hobby dan de overheid er aan subsidie in
stopt. De Nederlandse kunst heeft een hoge kwaliteit die ook in buitenland
wordt herkend. Nederlandse culturele instellingen, zoals het Nederlands
Danstheater en het Residentieorkest zijn wereldvermaard. Zowel jonge
kunstenaars als grotere kunstinstellingen reizen naar het buitenland en
verbazen iedereen daar met hun hoogwaardige producten, zoals onlangs
Toneelgroep Amsterdam. Dutch Design is nog steeds hot. Dat is goed voor het
imago van Nederland en voor onze internationale contacten. De Nederlandse
economie draait op het buitenland en kunst en cultuur kunnen daarbij
smeermiddelen zijn.
(Bronnen: Atlas Nederlandse Gemeenten, Fonds voor Cultuurparticipatie,
Maar die zalen zijn toch altijd leeg
Degene die dat roepen hebben blijkbaar nog nooit een theater van binnen
gezien. Uit langjarig onderzoek door het SCP blijkt dat sinds de televisie in de
Nederlandse huiskamers doordrong, kunstgebruik inderdaad is afgenomen.
Maar er zit alweer een tijdje een stijgende lijn in. Naar popmuziek (in
Nederland in hoge mate gesubsidieerd) gaan 85 % meer mensen dan in 1983.
Theater liet een minder spectaculaire stijging van 11 % zien. In 2005 werden
meer dan 16 miljoen theaterkaartjes verkocht, al lopen de verkopen door de
crisis nu terug. Dan kun je toch niet meer echt spreken van een marginaal
verschijnsel. Sterker nog: dat zijn meer mensen dan er per jaar naar een
voetbalwedstrijd gaan kijken. In 2008-2009 gingen er 7,2 miljoen fans naar
ere- en eerste divisie wedstrijden kijken. In die 16 miljoen toegangskaarten zijn
ook de commerciële voorstellingen meegenomen. Wat veel mensen echter niet
weten is dat ook niet-gesubsidieerde theaterproducenten via een omweg
subsidie krijgen. De meeste van die voorstellingen spelen in theaters die door
de gemeente worden gesubsidieerd. Dat theater koopt, met gemeenschapsgeld,
de productie van Joop van den Ende in en probeert dat met de kaartverkoop
terug te verdienen. Maar als de zaal niet vol zit, draait de gemeente op voor het
verlies. Bovendien wordt degene die je kaartje scheurt, je koffie inschenkt en
het decor in het theater opbouwt vaak met belastinggeld betaald. Als
gemeentes de theaters niet meer subsidiëren, zullen ook cabaretiers en
reizende musicalproducties op veel plaatsen niet meer te zien zijn. Of zal een
kaartje een veelvoud kosten van wat het nu kost. De prijzen van kaartjes voor
cabaretiers (ook de hele populaire) zijn relatief goedkoop dankzij subsidie.
Overigens wordt ook 'moeilijker' theater op veel plekken prima
bezocht. Populair zijn theaterfestivals als Oerol of De Parade. De
voorstellingen die daar te zien zijn, zijn vrijwel altijd allemaal uitverkocht.
Toch zouden die zonder subsidie niet meer te zien zijn. Uit de meest recente
cijfers van de branchevereniging voor schouwburgen, blijkt als gezegd dat
vorig jaar de bezoekcijfers door de crisis behoorlijk zijn teruggelopen.
Opvallend is dat die terugval vooral te vinden is bij de (duurdere) musicals.
(Bronnen: SCP, CBS, www.voetbalprimeur.nl, VSCD)